De FRACTIEVOORZITTER ZEGT NEE

/Trudy Veninga

Deze pittige dame is enthousiast begonnen aan het raadslidmaatschap. Ze wil een herkenbare volksvertegenwoordiger zijn. Ze heft een scherp oog voor de zorgen van de gewone mensen uit de samenleving. Neem dit nieuwsbericht over babbeltrucs. Een dergelijk nieuwsbericht koppelt ze al snel aan de lokale politiek in haar eigen gemeente. Om erachter te komen wat het college doet stelt ze schriftelijke vragen op, en legt deze voor aan de fractievoorzitter

En bam – daar is die muur.

De fractievoorzitter stuurt haar terug met veel vragen: waarom dit, waarom nu en komt na een paar dagen met een njet – niet indienen! Dit is nu al een aantal keren gebeurd, steeds op een ander onderwerp. We hebben het erover in het mentorgesprek.

Wat gaat er mis?

De lobby ontbreekt.

Het idee om schriftelijke vragen te stellen landt als een uitgewerkt plan op het bureau van de fractievoorzitter. Met één vraag: “Indienen?” De reactie is daarop: terugduwen en tijd winnen om een mening te vormen. Het raadslid voelt zich afgeserveerd.

Hoe dan wel?

De fractievoorzitter heeft tijd nodig een mening te vormen. Zij heeft het nieuwsbericht wellicht ook gezien, maar de koppeling met de lokale politiek nog niet gelegd, laat staan dat zij zich heeft afgevraagd of er een politieke actie aan moet worden verbonden. Haar denkproces start pas als het raadslid al klaar is, namelijk bij die ene vraag: “Indienen?”

In de politiek gaat het voortdurend om het overtuigen van een ander. Dat begint al in je eigen fractie en dat zet zich voort in de samenleving. Om een ander te overtuigen zul je er eerst voor moeten zorgen dat de ander openstaat voor jouw gedachten. Dat doe je door er over ‘van gedachten te wisselen’ met degenen die achter je moeten gaan staan. Zo pols je of het onderwerp breder leeft, en of je ermee verder kunt.

Is dat het geval, dan zet je de volgende stap. Je gaat uitzoeken welk gemeentelijk beleid er is, of er al signalen zijn dat het probleem speelt in jouw gemeente, wat er over opgenomen is in jouw verkiezingsprogram cq het raads- of collegeprogram.

Vervolgens pols je de bereidheid bij anderen om er iets aan te gaan doen. Je wisselt dus weer van gedachten. Ditmaal over de politieke aanpak: welke instrumenten, welke tactiek, wie moeten er nog meer betrokken worden?

Dan leg je je voorstel voor in de fractie. De fractie beslist over de uiteindelijke strategie. Schriftelijke vragen stellen, of iets anders doen? Het resultaat is een gedragen besluit.

Als je anderen meeneemt in je denkproces, krijg je draagvalk voor je idee, of kom je er op tijd achter dat het onderwerp onvoldoende leeft. Dat is minder frustrerend dan veel tijd besteden aan jouw oplossing, en uiteindelijk het veld teleurgesteld te moeten verlaten.

Het raadslid heeft inzicht gekregen in het handelingspatroon en handvatten om het anders te doen. Nu op naar de praktijk!